Krakend naar Berlanga
De ochtend is fris. “Dat ik dit moet koesteren”. Gemma licht me in van de op handen zijnde hittegolf. Spanje maakt zich klaar voor enkele dagen strand en zonnecrème. Ik krijg wat vers fruit mee en vertrek tijdig richting Berlanga de Duero. Het eerste stuk voert terug over de Via Verde, tot aan een rustige asfaltweg die pal naar het zuiden loopt. Al vlug begin ik me te ergeren aan een krakend geluid dat bij elke omwenteling uit het kader opstijgt. Krik, krik, krik,… Is het de trapas? Zadelpen? Iets met de Rohloffnaaf? Ik speculeer, overloop rampscenario’s, maak een plan. Intussen stijg ik gestaag de vlakte uit van Abejar en kom op een hoog, verlaten plateau terecht. Vroeger moeten hier veel schapen gelopen hebben. De ontbossing is er nog steeds enorm, al rukt het lage kreupelhout op. Het landschap is zoals vaak een resultaat van de activiteiten die de mens er in ontplooit. Na een uurtje kom ik nabij Aldehuela de Catalañazor aan bij een tankstation-annex hostal, gasolinera van Venta Nueva, waar ik op zoek ga naar lagervet. Ik moet me tevreden stellen met een soort motorolie. Daarmee hoop ik de kraak te lijf te kunnen gaan. De dichtstbijzijnde fietsenmaker ligt immers op 50 km. Na nog een klein eindje fietsen posteer ik me aan een delicaat geornamenteerde kerk van een doods dorp, Nodalo heeft nog 11 inwoners.
Ik ontmantel alles wat gesmeerd kan worden en overgiet het met de motorolie. De bouten en pennen glimmen als ik ze terug vastzet. Ik rij een eindje in stilte, tot er weer een kraakje opstijgt uit de fiets. En nog één. Wanhoop slaat toe, omdat het dan misschien toch de trapas is. Traag, en iets minder enthousiast vervolg ik de mooie weg. In Tajueco schuil ik even voor de hitte en rij het dorpsplein op dat volledig omgeven is door hoge huizen waardoor het een wat koelere plaats is. Een camionette staat met open achterdeuren klaar om de de ouderlingen van eten te voorzien. Deze rijdende superettes zie je wel vaker in de streek. Ze vervangen de winkeltjes die er ooit waren. Leeglopend Soria. Ik lees erover in een soort lied of gedicht waarin een onbekend Soriano de grieven nog eens op een rijtje zet:
Het lied somt op wat de bewoners moeten ontberen, ondanks het feit dat ze toch ook belastingen betalen. Een toestand die voor vele dorpen geldt.
Tegen een uur of drie arriveer ik in Berlango en bestel er een menu del dia in hostal Ainoa. Er zit een groepje fietsers aan wie ik mijn probleem voorleg. Ze kijken wat meewarig en adviseren me om een mechanicien van landbouwwerktuigen op te zoeken. Ik betwijfel of dit een goed idee is en opteer ervoor om toch nog eens te proberen met lithiumvet dat ik aanschaf in een authentieke ferreteria. De 70 jarige winkeljuf bezwwert me dat als dit niet werkt ik de tube mag terugbrengen.
Berlanga is een oud dorp, dat een vermoeide indruk maakt. Het is zeker niet uitgestorven. Dankzij de indrukwekkende historische erfenis weet de plaats zich verzekerd van een gestage stroom bezoekers. Het ligt op de Camino de Santiago, dat helpt ook natuurlijk. En dat verklaart ook waarom er een kleine en vooral goedkope camping is die zelfs een aantal slaapplaatsen aanbiedt in zeer simpele beddenbakken. De uitbater van deze gemeentecamping is zeer hartelijk en lijkt blij met bezoek van een fietsende caminero. Hij geeft me al vlug wat gereedschap om aan de fiets te sleutelen.
Ik ontmoet er ook Martin, een Nederlandse fietser die rond half zeven komt toegestoven en verrast merkt dat hij binnen kan slapen, en dus zijn tentje niet hoeft op te zetten. We zijn de enige gasten, en installeren ons, nemen een douche en gaan het dorp in om wat te eten en ervaringen uit te wisselen.
Rond middernacht keren we huiswaarts. Mijn fiets lijkt verlost van het gekraak, ik slaap als een roos.