Op de bonnefooi door de periferie
In nieuwsberichten en politieke analyses wordt -al gebeurde dat vroeger meer dan nu- vaak gesproken over het ééngemaakte Europa. Alsof door enkele beleidsbeslissingen er een homogeen Europees volk is geboren, een Europese natie is opgestaan, die met gesloten rangen de toekomst tegemoet treedt.
Wat in feite ééngemaakt is, is de Europese markt. Dat komt handel ten goede, en de belangen van ondernemers. Het maakt Europa ook tot een aantrekkelijk handelsblok, waarmee het prettig zaken doen is. Tot nader order is de koopkracht van de Europeanen vrij hoog, en hun consumptiehonger is navenant. De globale cijfers zijn goed: Het Europese GDP is goed voor meer dan 15 miljard euro -nog steeds meer dan de V.S.- en voor meer dan de helft wordt dit bedrag gerealiseerd door wat gezinnen consumeren. We zouden kunnen concluderen dat zolang dit het geval is, het goed gaat me Europa. Toch zeggen de algemene cijfers niet alles.
Het sociale en economische weefsel in Europa is verre van homogeen. En, belangrijker, de ongelijkheid stijgt de laatste jaren weer. Zo zijn er grote verschillen tussen de lidstaten onderling op het vlak van welvaart en sociale voorzieningen. De levensstandaard en -duurte wil ook wel sterk variëren tussen de landen. Maar ook woningprijzen, toegang tot degelijk onderwijs, gezondheidszorg, kansen op de arbeidsmarkt om maar een paar alledaagse parameters te noemen, zijn hoogst ongelijk verdeeld. Dit zijn dan ook de zaken die niet zomaar vrij kunnen bewegen, en ingebed liggen in een specifieke ruimte, traditie en bestuur. Er zijn dus heus nog wat verschillen in de unie. Deze verschillen zijn best waar te nemen door te onderzoeken welke vorm ze aannemen, waar ze zich situeren, hoe ze plaatsvinden.
Binnen de lidstaten zijn er bovendien ook grote verschillen ontstaan. We krijgen in Europa te maken met een groeiende regionale ongelijkheid. Steden spelen een grote rol in het economische web dat zich over de wereld uitstrekt. Deze creatieve, financiële hubs zijn de veilige havens van de winnaars van de globalisering. Guilly beschrijft ze als versterkte citadels van de elite en bobo’s . Voor een -armer- deel van de bevolking worden die steden te duur en is er steeds minder werk te vinden. Voor hen is er de periferie, en het platteland. Sociaal en economisch gezien wordt dit platteland steeds vaker een verwaarloosd achterland. Voor een maatschappij die al haar diensten en verantwoordelijkheden afmeet aan de rentabiliteit en de financiële haalbaarheid ervan is de verleiding groot om investeringen in de rurale ruimte te schrappen. Het platteland dreigt zo een vergeten, veronachtzaamde ruimte te worden, bevolkt door een groep mensen aan wie de stad niet langer plaats biedt en die steeds meer dreigt te vervreemden van het politieke weefsel en de maatschappij waartoe ze behoren. De kloof die zo dreigt te ontstaan kan leiden tot instabiliteit, maar verplicht mensen ook om op hun eigen manier om te gaan met deze situatie en creatief te zijn. De periferie lijkt soms een aparte wereld, ver weg van de Europese metropolen. Daarom wil ik een tocht maken doorheen die delen van Europa die er schijnbaar iets minder toe doen. Waarvan we minder horen, maar waar stedelingen als ik wellicht beter naar luisteren.
Initieel was het plan om het traject Lissabon-Athene af te leggen. Maar om methodologische redenen komt er eerst een voortraject. Irun-Valencia. Per fiets.