Gentil denkt altijd aan de oorlog

Wanneer ik het dorp uitrijd staat een bejaarde man een betonnen bol te inspecteren. Het betreft een zgn. boulder, die het punt aangeeft waarop de Amerikaanse troepen zich bevonden toen Duitsland de overgave tekende. Hier in de Argonne, op een boogscheut van Verdun, is hevig gevochten tijdens de eerste wereldoorlog. De man heet Gentil en ontfermt zich over alles wat aan W.O. I herinnert in de valleien rond Landres et Saint Georges.

boulder Argonne

Ik krijg op enkele minuten tijd een gesproken rondleiding langs de voormalige frontlinies en wordt aangemaand alle gedenkplaatsen en -routes te bezoeken. Hij vertelt me dat de heuvel vlak naast het dorp heroverd werd op de Duitse troepen door MacArthur. (De bevelhebber die vooral in de volgende wereldoorlog furore zal maken in de slag om de Stille Oceaan.) Er vielen meer dan 500 doden bij de slag om de plek. Het dorp, dat slechts een paar honderd meter verder ligt, zou nog twee weken door de Duitse, gefrustreerde, soldaten bezet blijven. De veehouder op rust vindt het belangrijk om de herinnering levend te houden. De jongeren hebben andere dingen te doen. Zoals oogsten. De laatste gerst wordt binnengehaald deze dagen. De akkers kleuren gelig bruin na de oogst. Maar ook de weiden zijn verdord. Het regent niet meer de laatste jaren, zegt Gentil droogjes. Hij begint niet over de klimaatcrisis. Er spreekt veel adoratie voor ‘les americains’ uit zijn woorden. Hij koestert een grote dankbaarheid jegens de bevrijders, die hij nooit zelf gezien heeft. De wederopbouw van het dorp werd na de oorlog grotendeels gefinancierd door de VS. De Europese landen waren berooid na 4 jaar oorlog. Ook de kerk werd met Amerikaanse dollars heropgebouwd, zij het pas in de jaren dertig. Na de oorlog werd het voorgoed rustig in dit dorp, waar iedereen van de landbouw leefde. Dat is het enige dat hier te doen is, vertelt de vriendelijke Gentil. Hoewel het een vrij uitgestorven indruk maakt telt het vandaag 80 zielen. Hij rekent er dan de tijdelijk aanwezige inwijkelingen bij, die goed zijn voor een kwart van de residenten. Het zijn noorderlingen die leeggekomen huizen hebben opgekocht om er te verpozen tijdens hun vakanties. “Veel Belgen en Nederlanders. We verstaan elkaar goed. Er is geen onderscheid”, verzekert Gentil me. Waarom hij dat per sé wil benadrukken is me niet duidelijk. Misschien was het ooit anders? Of zijn er andere dorpen waar de inwijkelingen minder vlot integreerden? Het staat in ieder geval vast dat deze streek, de Franse Ardennen, voortdurend bevolking verliest. Maar daarom is er niet veel minder volk. Zeker in de zomer niet. Het krioelt hier van de Nederlanders en Belgen. Het valt me op dat er in deze streek nauwelijks windmolens zijn te zien. Dat geeft de vallei een traditionele aanblik. Weiden, akkers en bomen bepalen hier de compositie van het landschap (nog). Gentil weet me te zeggen dat er even verderop wel drie turbines gebouwd zijn. “Uit het zicht van het dorp.” Hij lijkt hem tevreden te stemmen. Om efficiënt te zijn staan windmolens best zo dicht mogelijk bij de plaats waar de energie verbruikt wordt. Het zou dan ook vreemd zijn om de valleien hier vol te bouwen met molens waarvan de electriciteit toch moet worden geëxporteerd naar dichtbevolkte of industriële gebieden. Toch vermoeden wij – Gentil en ik- uitkijkend over de vallei dat de dag niet ver meer af is waarop er ook hier windmolens zullen verrijzen. We nemen afscheid en wanneer ik de heuveltop bereik zie ik ze staan: drie turbines. Twee ervan staan met onbewegelijke wieken te wachten in de avondzon.