Hervé kapt er (bijna) mee
Revigny is een kruispunt van enkele wegen, er passeert ook een spoorlijn, dus er mag al eens zot gedaan worden hier. Ik tel maar liefst 5 kapperszaken, twee bakkers, twee afhaalchinezen. Pizzeria en kebabzaak zijn ook een optie in het gastronomische scala van dit stadje, dat ook twee fabrieken telt, waar onderdelen worden gemaakt voor de autoindustrie. Aan de zuidrand is een hele arbeiderswijk gebouwd met appartementsblokken. Rondom het stadje liggen drie supermarkten waar de werkmens zich kan bevoorraden tegen spotprijzen.
Bruisend kun je dit plaatsje niet noemen, maar het verliest minder snel bevolking dan de omliggende dorpen. Wellicht omdat hier nog werk is. Ik tref Hervé in zijn café dat te koop staat. De ex-gendarme heeft er na 16 jaar genoeg van en zou graag terugkeren naar zijn geboortestreek in het Zuiden. Het wordt niet makkelijk, beseft hij, om net nu er een pandemie woedt, de boel verkocht te krijgen. “Als het niet lukt, maak ik appartementen van de zaak hier“, vertrouwt hij me toe.
Er staat nochtans al één en ander vrij hier in deze stad. 15% van de huizen staan leeg lees ik op de website van het instituut voor statistiek. Ik lees er ook dat er sinds 2007 al meer dan 10% van de mensen weggetrokken is. IK vraag me af wat de toekomst is van een stadje dat voor zijn tewerkstelling afhankelijk is van de autobranche. In dit COVID-jaar is de Franse autoverkoop gekelderd met bijna 80%. En de steeds striktere milieureglementering maken de klassieke verbrandingsmotor steeds minder interessant. Alleen wie innoveert zal overeind blijven.
Ik vraag of hij wil poseren voor mijn reisverslag. “Bien sur“. Hervé trekt zijn mondmasker recht en kijkt recht in de lens.