De overval en het koninklijk banket.
Waarin Kazimierz een aanvaller de schrik op het lijf jaagt, op een royaal banket belandt en per boot naar de grens reist (in derde klasse).
En dan bereikte ik eindelijk Aswan! Mijn reis van de afgelopen dagen zou me nog lang heugen omdat ik op wonderbaarlijke wijze een gewelddadige aanval had weten te overleven. Het was al nacht toen ik over de rotsachtige heuvels van de Arabische woestijn de afdaling inzette naar de Nijlvallei. Ten zuiden van de nederzetting Edfu stroomt de rivier daar door de woestijn en raken de steile berghellingen bijna het water. Plotseling hoorde ik een luid gezoem. Instinctief liet ik mijn hoofd zakken en kreeg zo’n klap op mijn schouder dat ik kermde van de pijn. Voordat ik kon bijkomen doemde de schaduw van een halfnaakte kerel voor me op. Hij hief opnieuw zijn dikke stok met beide handen in de lucht maar ik had me achter mijn fiets verscholen en deze keer viel de klap op mijn bagage. Ik greep snel mijn fietspomp die de aanvaller voor een vuurwapen moet aanzien hebben want hij maakte meteen rechtsomkeert en verdween in de duisternis. Gelukkig was mijn schouder niet gebroken maar hij deed zo’n pijn dat ik nauwelijks nog kon fietsen. En toen mijn fiets ook nog eens kwam vast kwam te zitten in het mulle zand moest ik die achter me aanslepen terwijl ik liep. Die nacht had ik er voor de eerste keer spijt van dat ik geen wapen had en dat ik machteloos had moeten toezien hoe mijn aanvaller ongestraft ontsnapte.
Voor wie het land per trein of onder begeleiding bezoekt lijkt Egypte veilig. Maar dat is slechts schijn. Banditisme is hier wijdverbreid. Wat erger is, is dat de lokale bevolking de aanvaller of moordenaar nooit zal verraden. Zelfs niet als de dader in het hele district bekend is. Wanneer een klacht wordt neergelegd komt er een comité samen van politieagenten, gerechtsfunctionarissen en dokters dat het hele dorp ondervraagt. Dit proces wordt dan afgerond met een verklaring van meerdere pagina’s lang, gekrabbeld in Arabisch schrift. Ondertussen staat de bandiet brutaal toe te kijken met een spottende glimlach. Hij zal een paar dagen later zijn geluk opnieuw beproeven. Mijn fiets met zijn aanzienlijke hoeveelheid bagage moet er voor de lokale bevolking uitgezien hebben als een rijdende schatkamer. Dit was niet zonder gevaar en ik moest steeds op mijn hoede zijn. Vooral omdat ik gedwongen was te overnachten in steden waar ik de enige en volkomen weerloze Europeaan was.
Ik werd alleen gered door mijn kennis van het Arabisch en mijn eenvoudige kleding. Die was volledig op de omgeving afgestemd. Ik droeg sandalen aan mijn blote voeten en mijn kleren zaten vol met vlekken. Wanneer ik aankwam bij een eenvoudig onderkomen stak ik een sigaret op en vroeg om wat water. Daarin dopte ik wat droog brood. Ongure types stonden al vlug rond me en volgden aandachtig mijn bewegingen. Ze betastten mijn bagage en fiets en vroegen of ik wapens had. Ik schudde mijn hoofd en zuchtte dan vroom: ‘Allah Akbar, ik heb geen wapens en geen geld. Waarom zou ik wapens of geld nodig hebben? De fellahin zijn toch geen ongeciviliseerde zwarten en hier in Egypte zijn toch geen wilde dieren.’ De groep begon dan onder elkaar te fluisteren en na een tijdje besloten ze dan dat ik een muskin moest zijn: een arme man. Dat oordeel vertaalde zich in de belofte van een rustige nacht want geen bandiet zou een muskin aanraken. ’s Morgens kwam het hele dorp me vaarwel zeggen en iedereen wilde me minstens een handvol dadels of durra geven om me te sterken voor mijn toekomstige reizen. Soms heiligt het doel de middelen!
Om mijn veiligheid in het woestijngebergte te verzekeren kreeg ik van de bewindvoerder in Edfu (die in Poznań was geboren, maar geen Pool was) het advies om de trotse eigenaar te ontmoeten van een zeer lange naam en en een even lange strook land in de woestijn. Hassen Bey Ali Mustafa leek weinig te verschillen van een rijke bedoeïen, op zijn flikkerende gouden tanden na. Met de goedkeuring van de koning van Egypte heerste hij over 250.000 nomadische bedoeïenen in de Arabische Woestijn. Hij verdiende een relatief bescheiden salaris van 2.000 shilling of 50.000 zloty per jaar. Dit inkomen werd nog aangevuld met de vele gulle schenkingen van schapen en dromedarissen die sommige families hem aanboden in ruil voor bescherming. Hij was een vaderfiguur en raadsman en genoot hun absolute vertrouwen hoewel hij niet zou terugdeinzen voor het uitvaardigen van een doodvonnis als het nodig was. Hij was als eerste op de hoogte van alles wat er gebeurde in de woestijn en hij voerde het bevel over de politie. Wetenschappelijke of militaire expedities mochten alleen reizen met zijn toestemming en onder zijn bescherming. Toen ik aankwam wist hij al lang wie ik was en waar ik heenging.
Zijne Hoogheid had gekozen om te wonen in de stad Bahri. Die maakte een zeer goede indruk op mij. De schoon gewassen kinderen liepen er rond in lange witte hemden en hagelwitte mutsen. Zij bedelden niet en drongen zich niet aan de bezoeker op. Het huis van de koning was opgetrokken uit leem en was zeer bescheiden, net als alle andere gebouwen. Alleen de witgekalkte binnenmuren muren gaven aan dat er iemand met een hogere status woonde. De koning ging met mij op een bankje van gedroogde modder zitten en weldra verzamelde zich de hele gemeenschap rond mij, hurkend op de grond. Eerst babbelden we wat en wat later bracht een knecht een koperen kan met water, een kom en wat zeep. Handen wassen was de opmaat voor een feestmaal want onze vingers zouden dienen als lepels. Er kwam een gestage stroom van voedsel op gang waaraan geen eind kwam: duiven gevuld met rijst werden gevolgd door gerookt schapenvlees en vis, vervolgens door groentesoep en een kop Turkse koffie.
Het was een rustige en mooie avond ondanks de bedrijvigheid van de vele mensen die hielpen met het feestmaal. Op de veranda werd een houten bed voor mij neergezet met een matras en kussens. Toen de muezzin zijn laatste ‘Allah Akbar’ had gezongen wenste de koning me welterusten en trok zich terug bij zijn vrouwen. Toen de deuren achter hem waren gesloten ging de rest van zijn entourage uiteen. Ik bleef alleen achter met mijn fiets op de koninklijke veranda. Hoewel het nacht was straalde de hitte nog van de bergen omdat de zon die dag zo hevig had geschenen. Het voelde alsof een krachtige, hete adem in mijn gezicht blies. Ik zat lange tijd stil en was gebiologeerd door de vredige stilte die samen met de nachtelijke duisternis in de vallei was neergedaald.
Een paar dagen later eindigde mijn tocht door de Arabische woestijn in Aswan. Van daaruit moest ik de Nijl per boot oversteken om de Soedanese grens te bereiken. Omdat een ticket in eersteklas te duur voor me was reisde ik net zoals de bedoeïenen in derde klas. Bij het vallen van de avond verschenen prachtig geklede dames naast heren in smokings op het dek van de eerste en tweede klasse. Zwarte bedienden zoefden voorbij met dienbladen vol met glazen sprankelende champagne en andere alcoholische dranken. Zorgeloos gelach en vrolijke muziek klonken terwijl de boot statig over het water voer. We naderden langzaam Wadi Halfa: mijn volgende grensovergang.